Nut verder uitgelegd

Dit is een aanvulling op het boek Genoeg van reclame, waarin het onderwerp van de titel voor een nog beter begrip en verdieping van kennis nader uiteengezet wordt.

 

Appendix 2 – Nut verder uitgelegd

Ondanks de grote wetenschappelijke behoefte aan een goede definitie van het begrip nut, hadden de hypotheses over het verloop van de nutsfunctie alleen een intuïtieve maar geen empirische basis, omdat nut nu eenmaal moeilijk te meten of te observeren is. Wat men wel inzag was dat het nut van het inkomen niet recht evenredig oploopt met het inkomen, maar dat daar een subjectieve vertaalslag tussen zit, uitgedrukt in de communis opinio dat het grensnut daalt, zoals uitgedrukt in de eerste Wet van Gossen.

Wat men ook inzag was dat je de nutsfunctie niet kon aflezen uit de observatie van het keuzegedrag van consumenten. Dus als een consument de voorkeur geeft aan bundel A in plaats van bundel B dan wil dat nog niet zeggen dat A een nut heeft van 20 en B van 10, of dat A gewaardeerd wordt met een 5 en B met een 4. In beide gevallen wordt A geprefereerd, deze voorkeur is alles wat we te weten zijn gekomen. Het waarnemen van een preferentie-ordening zegt dus niets over de intensiteit van nutsverschillen. Hoeveel nuttiger is bundel A ten opzichte van bundel B? Nut is dus niet kwantificeerbaar, zoals lengte, lengte, gewicht, temperatuur, enz. Dat een persoon het bij tien graden Celsius koud vindt en bij twintig graden geriefelijk, wil nog niet zeggen dat een ander persoon het net zo geriefelijk vindt bij die twintig graden Celsius, ook al is het algemene idee dat de thermometer het begrip ‘warmte’ tamelijk goed operationaliseert. Vergelijkbaar met temperatuur is nut dus niet kardinaal (in absolute eenheden) meetbaar, maar personen kunnen wel een rangschikking maken van het nut dat ze aan verschillende goederen ontlenen. Dat laatste is kenmerkend voor een ordinale grootheid.

Hiermee werd een belangrijk begrip uit de vroege economische theorie gedegradeerd tot hooguit een handig didactisch instrument om een preferentie-ordening mee te beschrijven. Moderne economen gaan er vanuit dat nut een kwalitatief begrip is dat niet in eenheden kan worden uitgedrukt. Nut is – net zoals waarde – slechts een relatie, geen maat.

Tegenwoordig is een vrij gangbare definitie van nut de volgende: Nut is de behoeftebevrediging van één of meer personen voor zover voor deze bevrediging gebruik wordt gemaakt van relatief schaarse, alternatief aanwendbare middelen. Een hele mond vol, maar het kan nog nauwkeuriger, met een nóg veel grotere mond vol: Nut is de gemoedstoestand, een affectieve modus die iemand gedurende een bepaalde tijd heeft en die betrekking heeft op de welvaart van die bepaalde persoon die het gevolg is van de beschikbaarheid van goederen en diensten die geproduceerd worden met relatief schaarse en alternatief bruikbare middelen.

De mate waarin de consument zijn behoeften vervult, wordt aangeduid als zijn nutsniveau. Voor de analyse van het keuzegedrag is kennis van het nut dat een consument ontleent aan goederen en diensten dus onmisbaar. Die kennis is echter aan beperking onderhevig, want zoals we zo-even hebben gezien is nut niet kardinaal, maar slechts ordinaal meetbaar[1]. Ook hebben we hierboven gezien dat de intensiteit van de voorkeur niet meetbaar; we kunnen alleen iets zeggen over de actuele rang, over de preferenties. Mensen zijn bijvoorbeeld wel in staat om aan te geven dat ze koffie boven thee prefereren, maar ze zijn niet in staat om te zeggen hoeveel lekkerder koffie is dan thee. Dat een persoon het bij tien graden Celsius koud vindt en bij twintig graden geriefelijk, wil nog niet zeggen dat een ander persoon het net zo geriefelijk vindt bij die twintig graden Celsius, ook al is het algemene idee dat de thermometer het begrip ‘warmte’ tamelijk goed operationaliseert. Vergelijkbaar met temperatuur is nut dus niet kardinaal (in absolute eenheden) meetbaar, maar personen kunnen wel een rangschikking maken van het nut dat ze aan verschillende goederen ontlenen. Dat laatste is kenmerkend voor een ordinale grootheid.

Het gegeven van het ordinale karakter van het begrip nut bemoeilijkt de theorievorming over het consumentengedrag. Het feit dat het nutsniveau van een pakket goederen en diensten niet objectiveerbaar is, niet waarneembaar is voor anderen dan de persoon in kwestie, problematiseert het empirisch onderzoek naar de mate waarin schaarste is teruggedrongen. Dit gegeven leidt tot veel maatschappelijke discussies en meningsverschillen. Bijvoorbeeld, het meningsverschil over of marketing nu onze welvaart vergroot of niet, zoals in mijn boek ‘Genoeg van reclame’ ter sprake komt, met name in hoofdstuk 21.

Voor wat betreft de keuzeproblemen van het individu is een ordinaal nutsbegrip voldoende, maar voor andere problemen, op het gebied van interpersonele[2] nutsvergelijking is een cardinaal nutsbegrip meestal een vereiste. Om bijvoorbeeld een rechtvaardig belastingsysteem te ontwerpen hebben wij er weinig aan wanneer we weten dat het individu liever € 4000 dan € 3000 per maand heeft en nog liever € 5000. We moeten echt weten hoeveel het individu er in nut of in inkomenstevredenheid op vooruit gaat wanneer hij er € 1000 of € 2000 bij krijgt. Die informatie wordt slechts aangeleverd door een cardinale nutsfunctie, bijvoorbeeld de logarithmische. Willen we komen tot een algemeen geldend belastingtarief, dan moet men ook uitgaan van de mogelijkheid van interpersonele nutsvergelijking, die verdelingsproblemen tussen personen kan oplossen. Want als de één wat meer krijgt dan de ander impliceert dat in de regel dat iemand anders wat minder krijgt en het is dan essentieel voor een beoordeling van de herverdeling hoeveel de één er in tevredenheid op vooruitgaat en de ander er op achteruit. De traditionele economie die het cardinale en interpersoneel vergelijkbare nut afwijst heeft hier geen antwoord op.

Dit is een probleem, want de evaluatie van elke verdeling en herverdeling, zoals bij voorbeeld de evaluatie van de inkomensongelijkheid in de maatschappij, vereist een fundering in een cardinale interpersoneel vergelijkbare nutsfunctie. Voor een zinvolle analyse van intertemporeel gedrag, bij voorbeeld de keuze tussen nu consumeren of sparen, dan wel beslissingen onder onzekerheid, is een cardinale nutsfunctie eveneens onmisbaar. We zien dan ook dat in veel hedendaagse theoretische literatuur cardinale nutsfuncties gebruikt worden zonder dat daar veel woorden aan vuil gemaakt worden.

Het feit dat observatie van keuzegedrag alleen niet voldoende is om cardinale nutsfuncties te kunnen identificeren impliceert overigens niet dat individuen in hun gevoel niet een cardinale nutsfunctie hanteren. Het impliceert zelfs niet dat die cardinale nutsfuncties in principe niet gemeten zouden kunnen worden, maar slechts dat de observatie van keuzegedrag alleen onvoldoende is om cardinale nutsfuncties te identificeren. Net zoals bij het voelen van pijn, zou men het cardinale nut kunnen aangeven met een cijfer uit op een schaal van 0 tot 10. Objectief is het echter niet. De proefpersoon kan liegen of overdrijven; of misschien is hij wel gevoeliger dan anderen… we komen er niet achter.

De twee nutsfuncties weerspiegelen dus twee klassen van problemen in de economische wetenschap:

  1. De keuzeproblemen van het individu, hiervoor is een ordinaal nutsbegrip voldoende.
  2. Interpersonele nutsvergelijking, waarvoor een cardinaal nutsbegrip een vereiste is.

Zowel het ordinaal nutsbegrip als het cardinaal nutsbegrip stoelen op de vooronderstelling dat het keuzegedrag van de mens vrij is (zie hoofdstuk 2 van mijn boek Genoeg van reclame). In appendix 3 wordt het verband tussen nut en waarde verduidelijkt. Ook deze uiteenzetting is van belang voor de beantwoording van de vraag of de marketeers van tegenwoordig de maatschappij een dienst bewijzen of juist niet.

© Paul ter Heyne 2022

 

Noten:

[1] Robbins, Lionel, An Essay on the Nature and Significance of Economic Science, (London, MacMillan &Co, 1932), p.56

[2] D.i. een nutsvergelijking tussen personen.